
De aftakeling is aan de gang
Ik had pijn in m’n linkerarm. Het is bekend dat dit gevoel, indien gecombineerd met een druk op de borstkas, garant staat voor een hartaanval. Maar ik had geen druk op de borstkas. Wel ging de pijn in de arm niet over. Ik kon die verdomde arm nauwelijks boven m’n hoofd tillen, en als ik ‘m opzij strekte, werd de pijn alleen maar heviger. Nu ben ik geen sissy die met om het even welk ongemak naar de dichtstbijzijnde dokter holt, maar in dit geval wilde ik toch wel enige informatie. Zodoende reed ik op de motor naar dokter Van Scheen, m’n lijfarts. Die voelde aan de arm, en zei: ‘Het heeft niks met je hart te maken, en een trombose is het denk ik ook niet.’ ‘Wat is het dan wel, Freddy?’ vroeg ik. Ik noem m’n lijfarts bij z’n voornaam, al zegt hij tegen mij ‘Meneer Brusselmans’, puur uit respect.
‘Wel, meneer Brusselmans,’ zei hij, ‘ik denk dat het een overbelaste spier in je arm is. Doe je veel met die arm?’ ‘Praktisch niks,’ zei ik, ‘ik doe nagenoeg alles met de rechterarm en rechterhand, zoals m’n kont afvegen m’n vriendin manueel bevredigen, en tijdens het basketten de bal door de ring gooien.’ ‘Over rechterarmen gesproken,’ zei hij, ‘wist je dat vele nazi’s indertijd een overbelaste spier hadden in hun rechterarm, van continu de nazigroet te brengen?’ ‘Ja, dat weet ik,’ zei ik, want het is immers zo dat ik een specialist op het gebied van de Tweede Wereldoorlog ben, die duizenden boeken erover gelezen heeft, en een in daarvan stond het verhaal van de overbelaste nazigroetspier. Een ander verhaal was dat over de hond van Hitler, Blondi, die aan iemand kon ruiken of hij jood, homoseksueel of zigeuner was, en nog een ander verhaal over hoe Hermann Goering, toen hij twaalf was, een wedstrijd varkensnieren eten had gewonnen, me een score van zesenzeventig nieren in vier minuten en negentien seconden.
‘Weet je wat het eigenlijk allemaal is, meneer Brusselmans?’ vroeg dokter Van Scheen. ‘Nee, wat is het, Freddy?’ vroeg ik. ‘Oud worden,’ zei hij, ‘en de kwalen die erbij horen. Dus met die pijn in je linkerarm en andere ongemakken zul je moeten leven.’ Ik nam afscheid van hem, en bedacht dat hij allicht gelijk had. Ik word oud. Ik ben vijfenzestig, en hoe fit ik ook mag zijn, de aftakeling is aan de gang. Neem nu m’n geheugen. Vroeger onthield ik praktisch alles, dingen die een dag tevoren gebeurd waren, maar ook dingen van dertig jaar geleden, doch tegenwoordig is er van dat schitterende geheugen nog weinig over. Gisteren moest ik om de een of andere reden denken aan Van Nieuwkerk. Hoe die onrechtmatig gecanceld is, al z’n fantastische programma’s kwijt is, waarschijnlijk eenzaam zit te verkommeren, en dat het een schande is dat men zo’n getalenteerde, leuke man in de vergeetput heeft gegooid, maar nu komt het: ik wist de voornaam van Van Nieuwkerk niet meer!
Ik pijnigde m’n geheugen, en dat hielp niet. Die voornaam was simpelweg verdwenen. Ik meende alleen te kunnen gissen dat hij met een M begon. Was het Mark van Nieuwkerk? Matthias van Nieuwkerk? Merijn van Nieuwkerk? Mozes van Nieuwkerk? Ik weigerde het op te zoeken op Google, want ik wilde m’n geheugen verplichten om de naam op te duikelen. Michael van Nieuwkerk? En ineens was het daar: Matthijs van Nieuwkerk! Hoe dan ook, m’n geheugen heeft het net als m’n linkerarm moeilijk, en net als m’n haar, dat doods en grijs wordt, en net als m’n knieën, die kraken als ik vanuit zittende positie rechtop ga staan, en net als m’n geslachtsdeel, dat negen van de tien keer weigert om, ondanks m’n gebruik van erectiepillen, aan z’n plicht te voldoen. Een bejaarde man, dat ben ik. Terwijl ik in de komende week vader word van een zoon. Hopelijk neemt die me het niet gaandeweg kwalijk dat z’n pappie een ouwe zak is en altijd zal zijn.
{{comment.text}}