
Ik ben het allemaal spuug- en spuugzat
Het is mogelijk dat m’n tienduizenden fans me vragen: ‘Bent u het niet allemaal spuugzat, meneer Brusselmans?’ M’n antwoord zal zijn: ‘Natuurlijk ben ik het van a tot z spuugzat.’ Je moet al bijna niet van deze wereld zijn om niet de hele zooi spuugzat te worden, alles wat er overal aan de hand is, iedereen die leeft of sterft, zonder reden, zonder dat het lot er zich wat van aantrekt, terwijl het toeval weigert om zich gedeisd te houden, en de goden op hun troon naar hun vingertoppen zitten te staren. Waarom naar hun vingertoppen? Omdat de goden geen fantasie hebben.
Spuug- en spuugzat. Vijfentwintigduizend doden vallen er tijdens een aardbeving, en in Turkije zegt de president, terwijl er ontelbaren onder het puin liggen te creperen of al gecrepeerd zijn: ‘Het komt allemaal goed.’ In Syrië zegt de president niks en is hij opgetogen omdat er door de ramp velen van z’n politieke tegenstanders weggevaagd zijn. Ik kan er niet meer tegen. Als ik zie hoe een zevenjarig jongetje van tussen de brokstukken wordt gered, nadat hij zes dagen heeft kunnen overleven, dan ben ik zo blij dat ik zo goed als flauw val, maar anderzijds denk ik over dat jongetje: jij bent het volgende slachtoffer, misschien over twee jaar, misschien over tien jaar, dat ten prooi zal vallen aan de dictatuur, die de verwoestende resultaten van de aardbeving een handje heeft geholpen, door slechte huizen en appartement te bouwen, die met slijm in plaats van mortel, met pannenkoeken in plaats van beton, met vodden in plaats van stenen, in elkaar geflanst zijn.
En hier, waar de aarde nagenoeg nooit beeft, zitten we te kijken naar het miljoen beelden waaruit blijkt, voor de zoveelste keer, dat op vele plaatsen de dood haar pijlen richt op degenen die daarvoor al halfdood of schijndood of op een haar na dood waren. Let op, we doen ons best om de sukkelaars te helpen: we sturen voedsel en kleren en medicijnen naar ginder, we vaardigen dokters, verpleegkundigen en therapeuten af naar de getroffen gebieden, we storten geld op verschillende rekeningen, en we hopen dat we daarmee genoeg druppels op zo weinig mogelijk hete platen kunnen gooien.
Hoe meer we ons best doen, hoe meer me beseffen dat wij tot de gelukkigen behoren die de toekomst van de ongelukkigen kunnen bepalen, die helpen maar binnenkort weer met die hulp zullen ophouden, die tranen schreien maar zijden zakdoeken bezitten om die tranen te deppen. Spuug- en spuugzat. Dat alles naar de dieperik gaat. Dat de prognoses, gemaakt door robots, nog minder rooskleurig zijn dan verwacht. Dat er geen deus ex machina’s uit de lucht zullen vallen. Dat fluisteringen kreten worden, dat troost een mes in de rug is, dat een schouderklopje een harde, venijnige klap wordt.
Is het mogelijk om het tij te keren? Is het mogelijk om wat slecht is ooit goed te maken? Is het mogelijk dat we op een bepaalde dag niet alles meer spuug- en spuugzat zullen zijn? Zoals zovele negatieve denkers heb ik er een hard hoofd in. Of er zouden vreemde dingen moeten plaatsgrijpen, die ik niet meer zal meemaken. Dingen zoals het verschijnen van de totale liefde, zoals de komst van de ultieme redding, zoals het opduiken van de profeet die z’n voorspellingen, ooit in een al te dronken bui gedaan, tot een nieuwe werkelijkheid kan transformeren. Een werkelijkheid waarin niemand nog wat dan ook spuugzat is. Een werkelijkheid zoals de malafide goden niet hadden kunnen voorzien. Een werkelijkheid die de ruis in onze hoofden tot muziek uit duizenden maakt. Een werkelijkheid die het stof van de graven wegblaast.
{{comment.text}}