
Ik ben het enorm beu dat je tegenwoordig op ál je woorden moet letten
Vorige week woensdag zat ik in de taxi. De chauffeur heette Patrick, en hij zou me vanuit m’n woonplaats Gent naar het verre Hilversum brengen. M’n tienduizenden fans zullen zich afvragen: ‘Wat zou jij godverdomme in Hilversum gaan uitvreten?’ Nou, zoals men weet ben ik een eminent voetbalkenner. Ik heb zelf in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw de pannen van het dak gespeeld bij diverse Vlaamse clubs, en ik kreeg in de loop van m’n carrière bijnamen als ‘Het Genie’, ‘De Onverbiddelijke Linkspoot’, ‘De Nieuwe Piet Keizer’, en ‘Die kleine onnozelaar met z’n puistenkop’, al had die laatste bijnaam weinig met het voetbal te maken.
Maar goed, door m’n ervaring als voetballer en door m’n klare kijk op het spelletje word ik geregeld gevraagd voor voetbalgerelateerde programma’s op de televisie. En vorige week was het dus weer raak: ik was uitgenodigd als gast in het programma NOS Studio WK 22, een dagelijkse show waarin wedstrijden die gespeeld worden in het kader van het huidige wereldkampioenschap in Qatar, onder de loep worden gelegd, en alsmede wordt er gefocust op trainingen, persconferenties, interviews en andere randactiviteiten. Van mij werd verlangd dat ik m’n licht zou laten schijnen op de match België – Canada, want in Nederland redeneert men: als België speelt moeten we minstens één Belg aan de praattafel hebben, omdat die allicht veel over het Belgische voetbal weet. Dat klopt in mijn geval: ik weet zowat álles over het Belgische voetbal. Ik kwam zodoende beslagen op het ijs, toen ik aanschoof bij presentator Sjoerd van Ramshorst. Er waren nog twee andere gasten, de leuke ex-voetballer Pierre van Hooijdonk, en de leuke ex-voetbalster Leanne Stentler, die, als je van dichtbij naar haar kijkt, erg witte tanden heeft. Waarschijnlijk rookt ze niet, drinkt ze geen koffie, en poetst ze minstens twee keer per dag zeer grondig.
De opname begon, en straks zouden we het hebben over de op stapel staande wedstrijd België – Canada. Maar eerst zouden we meer te weten komen over een persconferentie die door twee spelers van Oranje gehouden werd. Een van die spelers was Steven Bergwijn, de matig getalenteerde aanvaller. Dat hij vol onnozele tattoo’s staat, dat wisten we, maar kon hij ook goed antwoorden op vragen die journalisten hem stelden? Nee, dat kon hij niet. Er kwam werkelijk geen vermaledijd woord van tussen de lippen van Bergwijn, behalve ‘weet nie’, ‘nee’, ‘ja’, ‘weet niet’, ‘misschien’, en ‘nee, weet nie’. Sjoerd van Ramshorst vroeg aan mij wat ik vond van het onderhoud van Bergwijn met de pers. Ik zei: ‘Je kunt net zo goed een aap met een hoed op voor de microfoon zetten.’ Ik voelde al meteen een geschrokken reactie bij het publiek, en ik dacht: wat heb ik nou weer aan m’n fiets hangen? Dat bleek toen het programma om acht uur onderbroken werd voor de eerste helft van België tegen Canada. Een redacteur kwam geschrokken tegen me zeggen: ‘Steven Bergwijn is een donkere jongen en hem vergelijken met een aap, dat is racisme. Kun je dat tijdens de rust rechtzetten?’ Daar had je dat racisme weer. Ik zei: ‘Een aap met een hoed op betekent ‘om het even wie’, met andere woorden: iedereen had die persconferentie net zo goed kunnen doen als Bergwijn, ook doofstommen, kinderen van acht, of een boerenknecht uit Spijkenisse.’
Toen was er tijdens de rust het commentaar bij de eerste helft van België – Canada, en de Belgische doelman Courtois had een strafschop gestopt, en ik zei tegen Sjoerd van Ramshorst: ‘Een aap met een hoed op had die penalty kunnen stoppen, en dat is niet racistisch bedoeld, net zo min als de aap van daarstraks.’ Men zuchtte van opluchting dat ik een mogelijke racistische rel weer had afgeschampt, en de uitzending ging door. Wel ben ik het enorm beu dat je tegenwoordig op ál je woorden moet letten.
{{comment.text}}