
Plassen op een kerkhof in Berlijn
Wat moet een schrijver doen? Hij moet schrijven, en voor de rest niet te veel praatjes hebben. Er zijn van die schrijvers, en die publiceren om de vier à vijf jaar een boekje, en dat wordt dan als een grootse gebeurtenis gezien, en die schrijvers worden door elke krant en elk weekblad geïnterviewd, en ze hebben dan veel praatjes over alles en nog wat, en eigenlijk vertellen ze helemaal niks, en op de koop toe is hun nieuwe boekje volslagen kut. Bij mij gaat het er heel anders aan toe. Ik schrijf twee grote romans per jaar en ik word al jaren door niemand meer geïnterviewd, en dat komt omdat ik het sinds heel lang vertik om praatjes te hebben, en doe wat een schrijver, zoals ik reeds zei, moet doen: schrijven.
Zoals m’n tienduizenden trouwe fans weten heb ik een miljoen en meer onderwerpen. Ik schrijf over de waan van de dag, bijvoorbeeld de terechte uitschakeling van Nederland door Frankrijk; ik schrijf over grensverleggende feiten, bijvoorbeeld de angstaanjagende klimaatveranderingen; ik schrijf over verschrikkelijke door de mens in gang gestoken rampen, bijvoorbeeld de oorlog in Oekraïne; ik schrijf over onnozele wetenswaardigheden, bijvoorbeeld de bruine streep in de onderbroek van prinses Amalia, en af en toe, zij het zelden, schrijf ik over m’n eigen, noch te onderschatten noch te overschatten leven. Nou, vorige woensdag gingen m’n vriendin Lena en onze hond Aquí en ik zowaar op reis. We trokken voor vijf dagen naar Berlijn. Eerst met de tram naar een bepaald punt in Gent, dan opgehaald worden door een blablacar, waarvan de chauffeur, een Duitse vrouw, ons naar Hannover bracht. Daar overnachtten we, en de volgende dag zoefden we met de trein naar Berlijn. Die trein zat zo overvol dat je niet eens je eigen neus nog kon zien. Ik zat derhalve uren te staren op de neus van een Duitse bejaarde vrouw, die de indruk gaf dat ze in de oorlog sokken had gebreid voor de Wehrmachtsoldaten.
Toen waren we in Berlijn! Wat zouden we daar eens uitvreten? Wel, we bezochten Alexanderplatz, we bezochten Checkpoint Charlie, we bezochten de Branderburger Tor, en we bezochten het geboortehuis van Bertold Brecht, de beroemde schrijver die in feite niet kon schrijven en veel te veel praatjes had. We bezochten eveneens de vroegere luchthaven Tempelhof, die nu een immense vlakte is, met onder andere een terrein zo groot als drie voetbalvelden, waar honden los mogen lopen, en waarop Aquí zeker tien kilometer als een gelukkige gek rondrende, en we bezochten een kunstmatig aangelegd strand in het centrum van Parijs, waar we iets dronken, naar bonkende Eurodisco luisterden, en in gesprek raakten met twee koppels uit Maastricht, die vroegen of we de volgende dag naar de Gay Pride gingen. We zeiden van nee maar de volgende dag gingen we toch, en ik knipoogde naar minstens tweehonderd lesbische meisjes, die me allemaal bekeken alsof ze me een klap tegen m’n kop wilden geven.
Dat was dus leuk. We liepen te voet naar ons hotel in de Chausseestrasse, en onderweg moest Lena dringend plassen. Toevallig passeerden we een eeuwenoud kerkhof, waar mensen lagen begraven die geboren waren in pakweg 1820, en in de struiken rond een van die graven, de rustplaats van een zekere baron Johannes von der Schmulpape, ging Lena zitten pissen. Ik bekeek discreet haar hurkende positie, en dacht: voorwaar is zij het mooiste meisje ter wereld. En op die manier breng je algauw spannende dagen door in Berlijn, en op zondag reden we met een Über naar een bepaalde plaats, en daar stapten we over in de blablacar van een stel dat ons tot in Leuven bracht, en dan de trein naar Gent, en dan thuis. Jazeker, zulke avonturen mag een schrijver nu en dan boekstaven, maar verder moet hij over zijn avonturen en die van anderen niet te veel praatjes hebben.
{{comment.text}}