Cidi-directeur maakt zich zorgen over hongersnood Gaza: 'Honger mag nooit worden ingezet als wapen'
Bedreigd worden om je idealen, het overkomt CIDI-directeur Naomi Mestrum dagelijks. In de nieuwste PowCast spreken we haar Israël en Gaza. Wie is verantwoordelijk voor de uithongering van Gazanen? En waar blijf je als directeur voor strijden? Je leest het hier!
Online zijn verschrikkelijke beelden te zien van uitgehongerde kinderen, smekend om eten. Hongert Israel dan bewust Gazanen uit? “Er is absoluut een honger in Gaza, die zeker snel moet worden gestopt.” Maar bewust wil ze het niet noemen. Israel meende vanaf het begin af aan twee doelen te hebben. “Dat zijn terughalen van de gegijzelden en dat Hamas zich overgeeft.” In het verleden verdeelde Hamas het voedsel in Gaza en dat wil Israel niet meer, om zo de macht bij Hamas weg te houden. “Dat heeft gewoon verkeerd uitgepakt en daarin is Israel tekort geschoten.” Er moeten volgens Mestrum dan ook andere maatregelen komen. “Honger mag nooit een wapen zijn in oorlog.” Hamas wordt namelijk niet genoeg geraakt door deze uithongering. “Het was nooit een bewuste strategie om de bevolking uit te hongeren, maar er is te weinig nagedacht over de consquenties.”
“Er worden absoluut fouten gemaakt”, zegt Naomi. “Ik sta achter het objective van de oorlog dat Hamas weg moet en dat de gegijzelden thuis moeten komen.” Een overtuiging die haar niet in de koude kleren gaat zitten. Als CIDI-directeur krijgt ze wel ieder kwartier een haatmail, telefoontje of brief binnen. “Dan stoppen ze een brief met poep eraan in de brievenbus.” Maar ook brieven met bloed en kogelgaten zijn al binnengekomen. “Of ze gaan je kind intimideren. Mestrum heeft het liever niet over deze zaken, maar geeft wel toe dat het een groot impact heeft op het kantoor. Maar waarom zou je dan niet stoppen? “Omdat ik absoluut sta achter Israëls bestaansrecht, de toekomst van Joden in Nederland, en vrede en veiligheid in Israel.”
Benieuwd naar het gesprek? Kijk het hieronder terug of luister in je favoriete podcast-app.